fbpx

Eindelijk had ik de wind goed in mijn zeilen. Ik had de juiste koers te pakken. Geruisloos leek ik over het water te zweven. Af en toe de zeilen iets bijstellen en ik ging weer voor de wind. Heerlijk!

Maar nu is de wind weggevallen. Ik lig stil op open zee. Een schip is niet gemaakt om in de haven te blijven liggen. De haven ben ik uit, maar wat nu? Wat kan ik hier? Ga ik er nu voor kiezen om te roeien met de riemen die ik heb of besluit ik nog even rond te dobberen? Het roeien kost veel kracht en inspanning. Ik heb nog nooit geroeid dus ik zal moeten onderzoeken en uitproberen hoe dat werkt. En het dobberen is eigenlijk ook wel fijn. Ik heb alle rust en tijd om eens om me heen te kijken. Om eens achterom te kijken welke koers ik al gevaren heb. Om te bepalen welke koers ik weer ga varen als de wind terugkomt. Ik heb tijd om mijn zeilen nog wat sterker te maken.

Met het zonnetje op mijn gezicht en de schitterende lichtpuntjes in het water leun ik achterover in mijn hangmat. Ik besef dat het fijn is dat ik überhaupt een hangmat heb om op terug te vallen. Een gevoel van dankbaarheid overspoelt me en tranen schieten in mijn ogen. Dan overwint de luiheid en val ik in slaap.

In mijn dromen komen zowel angsten als verwonderingen voorbij. Zullen er schepen zijn die ten onder gaan? Zal mijn schip ten onder gaan? Hoe lang zal het nog duren voordat ik weer iemand aan boord kan ontvangen? Hoe zal de haven er uit zien als ik weer terugkom? Zal er dan echte verbinding zijn of moet dat nog even op zich laten wachten? En ik verwonder me over de schepen om me heen die zonder de wind toch verder lijken te komen. Ze vragen de dolfijnen of zij hen mee willen slepen. Ze gebruiken de spiegeling van het wateroppervlak om zich ergens anders te laten zien. Ze vragen de zee-sterren aan boord, die ze anders nooit om hulp hadden gevraagd, en samen zoeken ze naar oplossingen. Ze versieren hun schip met de parels uit de schelpen en verlichten hun schip in de weerkaatsing van de maan. Wauw..

Dan schrik ik weer wakker. Een meeuw kijkt mij van een afstandje aan. Ik voer hem mijn laatste kruimeltjes brood en dankbaar spreekt hij mij aan. “Wees maar niet bang.. wat je ook kiest, roeien of dobberen, het is goed. De stroming zal je op jouw plek van bestemming brengen.” En toen begon het weer zachtjes te waaien.